© Het Taallab


Deze site is een product van JansonAdvies.


Het gebruik van
de informatie voor onderwijsdoeleinden
is vrij.


Gebruik of overname van de inhoud
van deze site
voor commerciële doeleinden
is verboden.





Kijk voor nog meer informatie op mijn andere website:


www.janson.academy

De klank van taal


Zoals wij spreken zo klinkt onze taal. Als je alleen de stem hoort van iemand die je kent, herken je die persoon aan die stem, aan de manier waarop die ander spreekt. Doe je ogen dicht en luister naar de stemmen in je klas: je weet toch wie wat zegt, ook al zie je ze niet. Wat zijn die verschillen dan precies, die maken dat je daaraan hun stemmen herkent?


Taal wordt ook veel gebruikt in de muziek. Alle soorten muziek gebruiken teksten voor liedjes of zelfs voor hele toneelstukken op muziek, zoals musicals en opera's. Waarop moet je letten als je teksten op muziek wilt zetten of als je teksten wilt zingen?


Hoeveel verschillende klanken heeft het Nederlands eigenlijk? Zou dat aantal in elke taal hetzelfde zijn? Heeft dat aantal klanken met het aantal letters dat we hebben te maken? Is dat in andere talen ook zo?


Hoe maken we die klanken eigenlijk? Waarom maken we verschil tussen klinkers en medeklinkers, en ook tussen korte klinkers en lange klinkers en tussen stemhebbende en stemloze medeklinkers? Wat heeft 't kofschip daarmee te maken?


Hoe maak je al die verschillende klanken met je mond? Maak je de verschillende klanken altijd op dezelfde manier en doet iedereen dat zo?


Wat is de rol van de klemtoon en hoe weet je nu waar die klemtoon komt? Is dat in andere talen net als bij het Nederlands?


Vragen genoeg over de klanken van onze taal. Over sommige vragen kan je goed nadenken en proberen te analyseren wat er aan de hand is. Andere vragen kan je pas goed beantwoorden als je ermee aan de slag gaat, die klanken uitprobeert, varieert, voelt, luistert en soms zelfs kijkt naar de lippen en de tong van iemand die de klanken uitspreekt.



Klanken als uitgangspunt


Als de klanken en de klankstructuur van woorden de basis vormen voor de keuze van de letters om die woorden zichtbaar te maken, dan is het belangrijk dat kinderen vanaf hun begin op de basisschool worden uitgedaagd te luisteren hoe woorden klinken en vervolgens die klanken nog wat verder te onderzoeken. Dan kan het gaan om de manier waarop zij zelf woorden uitspreken, maar ook om de klanken van de woorden die zij van anderen in hun omgeving horen.


Het feit dat kleuters, als ze in het po beginnen, al kunnen praten is dan een mooi gegeven om op verder te bouwen. Leren praten hebben ze niet in een soort school geleerd, maar hebben ze zelf opgepakt door woorden van anderen na te zeggen. Dat heeft enerzijds iets te maken met de betekenis van zulke woorden en met de context waarin woorden werden gebruikt. Daarnaast zijn het ook de klanken en de manier waarop die klanken een patroon vormen in zo’n woord, die hen uitdaagden om het zelf ook te zeggen en dat nadoen te blijven herhalen.


Lang niet alle kinderen leerden op die manier de ‘standaarduitspraak’ van het Nederlands. Op veel plekken in Nederland gebruikt men een variant, die we benoemen als ‘streektaal’. Vaak is daarin vooral de uitspraak anders, maar ook komen er wel woorden in voor die alleen in die regio of plaats gebruikelijk zijn. Een bekend voorbeeld is de klinkeruitspraak [ie] in woorden waarin we de klinker met een ij schrijven: [diek], [pien], e.d. *)


Dit kan op een gegeven moment een aandachtspunt zijn, maar dat is niet de start. Het gaat er in de eerste plaats om dat kinderen zich de klanken van hun uitspraak bewust worden. Daardoor kunnen ze ontdekken dat er woorden bestaan die met dezelfde klank beginnen of eindigen of waarin een gelijke klank in het midden te horen is.


Dat kan door zelf woorden te bedenken, maar het is voor veel kinderen nog meer motiverend als ze dat, door het benoemen van wat ze zien op plaatjes, kunnen uitproberen.


Als ze zo steeds meer vertrouwd raken met die afzonderlijke klanken in een (eendelig) woord, kunnen ze proberen plaatjes bij elkaar te zoeken die met dezelfde klank beginnen of die dezelfde klinker hebben en vervolgens ook proberen alle klanken van die woorden te benoemen.


*) woorden tussen rechte haken geven alleen de uitspraak weer

klankovereenkomst.png

[kat] / [poes]

[koe] / [boe]

[boom]

[bos]

Ook kunnen jonge kleuters al ontdekken, door dat uit te proberen en te vergelijken, dat er woorden zijn, die uit meer dan één stukje bestaan. Die stukjes noemen we ‘klankgroepen’, want zo'n stukje is steeds een groepje klanken. Als start zijn eenvoudige samenstellingen het handigst.

Doordat zij nog niet met de keuze van letters bezig zijn, gaat het alleen om de klanken.

Afbeelding3.png

Daardoor kan een woord als [soepbort] ook gebruikt worden, want de slotklank is als [t] te herkennen. Dat geldt in deze fase ook voor [teepot] en andere woorden die qua spelling niet-klankzuiver zijn, maar qua uitspraak geen probleem vormen.


Zo kunnen zij vervolgens in woorden die uit een paar stukjes bestaan, ontdekken dat zij één zo’n stukje wat duidelijker zeggen. Bovendien gaat je stem dan een beetje omhoog. Dit kunnen ze onderzoeken door met twee klankstaafjes, of op een xylofoon, met de noten g en b zo’n woord na te tikken. Zo kunnen ze horen welk stukje die wat hogere b heeft, als ze herkennen dat het woord dan net zo klinkt, als toen ze het zelf uitspraken.


Zo’n klemtoon zit dus niet klem in een woord, maar springt er juist wat bovenuit…
Iets beklemtonen betekent daardoor dat je iets wat duidelijker laat horen. En die wat hogere toon, dan in de andere klank-groepen van een woord, maakt dat je die klankgroep zo beter kunt horen.


Als een woord meerdere betekenissen kan hebben vraagt dat even om aandacht. Dat geldt zeker als zo’n woord in een veelgebruikte term voorkomt. Kinderen moet niet alleen zo’n term leren, maar dat woord vooral ook goed begrijpen, zodat ze herkennen wat je met die term bedoelt.

De woorden, waarmee je deze kennismaking het best kunt laten beginnen, zijn simpele samenstellingen. Simpel betekent dat de delen zelf ook allemaal een zelfstandig woord zijn, dat ze al kunnen herkennen.


Je kunt dan denken aan woorden als bloemkool, straatnaam, voetbal, schoolplein, melkfles. Die zijn uit te lokken door plaatjes daarvan aan te bieden. Doe je dat samen met een plaatje, waarin een van die twee woorden uit die samenstelling ook voorkomt, dan maakt dat het goed luisteren extra belangrijk. Die woorden moeten dan maar één klankgroep hebben, want daarmee voorkom je dat er bij die kennismaking al een sjwa in voorkomt.


Een sjwa heeft wel alles met dat verschijnsel klemtoon te maken, maar dan gaat het al over het ontbreken van klemtoon. Eerst moeten kinderen ontdekken wat er te horen is als een klankgroep wel een klemtoon heeft.

Een eitje...


Je weet natuurlijk dat we twee manieren kennen om de klank [ei] te schrijven: ei en ij.


De standaarduitspraak van beide schrijfwijzen is hetzelfde, maar dat is niet altijd zo geweest.


De letters i j stonden in de middeleeuwen voor de klank [ie]. Om aan te geven dat het om een lange klinker ging, zette men achter de letter i nog een letter i. We kennen dat ook van oude plaatsnamen, zoals Oisterwijk, Oirschot en Huissen, waar die i ook aangeeft dat je die klinker daarvoor lang moet uitspreken. Tweemaal een i (ii) vond men al gauw wat verwarrend en daarom maakte men die tweede i wat langer: zo ontstond de ij, maar die werd wel uitgesproken als [ie]! De plaatsnaam Wijchen illustreert dat, want die spreek je nog steeds uit als [wiechən].


In het Amsterdamse stadsdialect maakte men van die [ie] een soort [ei]. Het gevolg was dat in en om Amsterdam steeds meer mensen die klank ook zo gingen gebruiken. Wie ver genoeg van Amsterdam vandaan woonde, bleef gewoon [ie] zeggen. Nog steeds hoor je in Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Zeeland [ie] op plekken waar officieel een ij geschreven wordt.

DSC_2062.jpeg

Ook in de Achterhoek gebruikt men nog steeds die klank [ie] als de normale uitspraak voor wat je schrijft als ij. Ook die andere ei klinkt dan vaak net zo, zoals dit straatnaambordje bij Aalten laat zien. Men is trots op de streektaal, vandaar dat de spelling daar is aangepast aan de uitspraak van die naam...


Als jij in een van die streken woont kan je misschien een lijst maken van woorden waarin [ie] gezegd wordt als je ij schrijft. Woon je ergens in 'Holland' of Utrecht, dan kan je misschien contact zoeken met scholen langs de grenzen van Nederland, om erachter te komen of zij daar inderdaad die [ie] in ere hebben gehouden. Of misschien heb je familie in dat deel van Nederland. Interview hen dan eens over hun uitspraak en die van hun buren.


Kun je trouwens bedenken waardoor die uitspraak, die gewoon was in het Amsterdamse dialect, tot voorbeeld is geworden voor anderen, waardoor we nu twee schrijfwijzen hebben voor dezelfde klank [ei]?


Er zijn in Nederland en Vlaanderen meer manieren om de [ei] uit te spreken. Hoe spreken de leerlingen uit jouw groep de klank [ei] uit? Welke verschillen kom je tegen? Luister eens naar een Vlaamse of Limburgse zender en naar een Haags radiostation. Hoe zeggen ze die [ei] daar?

Dat rijmt!


Misschien heb jij dat ook wel eens meegemaakt. Iemand zegt iets en dan blijkt dat te rijmen, per ongeluk.
Vaak klinkt dan van iemand anders de verraste uitroep "Dat rijmt!"

Het lijkt dan dat je woorden die rijmen beter hoort dan woorden die niet rijmen. Ze vallen blijkbaar op.


Dat zou je kunnen onderzoeken. Onthoud je de woorden die rijmen beter dan de andere woorden uit een gedicht? Maakt het dan verschil of je het zelf leest of dat je het iemand anders hoort voorlezen?


Verzamel voor je onderzoek een aantal rijmende gedichten en ook wat liedjes of songteksten met rijm erin, liefst in gezongen vorm. Kies ook een gedichtje of liedje met een onzintekst of met niet-bestaande woorden.
Tip: Cees Buddingh' heeft een aantal van die gedichten geschreven, zoals deze:

Gedicht Cees Buddingh.png

Maak een plan om hiermee te onderzoeken of die rijmwoorden inderdaad zo opvallen dat je ze beter onthoudt dan de andere woorden en of het soort tekst dan verschil maakt. Bespreek vooraf wat je denkt dat je zult vinden en waardoor dat volgens jullie komt.

Vreemde klanken?


In Nederland spreken we Nederlands. De manier waarop dat Nederlands klinkt, is soms heel verschillend.
Luister maar eens naar uitzendingen van regionale omroepen.
Dan hoor je vaak mensen uit de streek waarop die omroep zich richt, Nederlands spreken op een manier,
die gewoon is voor veel mensen in die streek,
maar die bij mensen die in een heel ander deel van Nederland wonen, heel vreemd klinkt.


Maak zo eens een overzicht van die verschillende manieren van spreken en de bijbehorende kenmerken.
Zorg dat je steeds preciezer kunt beschrijven wat je daarin anders hoort als iemand zo praat.

Klemtoon veroorzaakt misverstand


Soms zien woorden er heel bekend uit, totdat je ze uitspreekt. Een voorbeeld daarvan vind je in het nieuwsbericht op

http://www.speld.nl/2009/03/16/bezoeker-ikea-zoekt-bommelding/


Lees dat bericht goed door en probeer te verklaren wat er daarin beschreven wordt. Kijk naar de datum en probeer uit te zoeken door welke berichten deze man toen in de war is gebracht!


Zoek zelf ook een paar woorden die je op verschillende manieren kunt lezen, door de klemtoon op een andere klankgroep te leggen, zoals in voorkomen.


Kies twee van die woorden uit en maak met elk een krantenbericht, waarin je die twee manieren van uitspreken (en dus die twee betekenissen) verwisselt of door elkaar gebruikt. Zorg dat het wel een serieus bericht lijkt!

Tegenpolen


Je hebt vast weleens met magneten gespeeld. Je zult dan gemerkt hebben dat magneten maar op een manier tegen elkaar ‘plakken’. Draai je een van die magneten om dan stoten ze elkaar af. Met bepaalde klanken in onze taal gebeurt er net zoiets.


Je weet wat medeklinkers zijn. Bij sommige medeklinkers gebruik je je stembanden en bij andere laat je de lucht ontsnappen zonder je stembanden te gebruiken. Die eerste soort noemt men daarom stemhebbend en die tweede soort stemloos.


Bij deze twee soorten medeklinkers gebeurt net zoiets als bij magneten, maar dan net andersom. Bij magneten stoten gelijke polen elkaar af. Bij die medeklinkers willen verschillende medeklinkers juist niet samen. Na een stemloze medeklinker kunnen we alleen een eveneens stemloze medeklinker goed uitspreken. En na een stemhebbende medeklinker kan alleen maar een stemhebbende medeklinker volgen.


Probeer dat maar eens uit. Neem een woord als [stopən]. Zou de verleden tijd nu [stoptə] of [stopdə] zijn? Dan luister je naar de stam (het werkwoord zonder -ən). Je hoort dan [stop]. Die laatste klank [p] is een stemloze medeklinker, want je gebruikt je stembanden niet. Dus moet er ook een stemloze medeklinker volgen: [stoptə]. Probeer maar eens [stopdə] te zeggen: dat lukt je niet. Zonder dat je dat wilt maak je van die [p] een [b], het stemhebbende zusje van die [p]. Je hersens sturen je mond, zodra ze merken dat jij een [d] wilt gaan zeggen.


Probeer dat eens uit met andere medeklinkers in andere (werk)woorden. Denk eraan dat je alleen naar de klanken luistert en niet naar de letters kijkt, want dat brengt je op een dwaalspoor, zoals je zult merken.


Kun je nu ook uitleggen waarom men ooit het ezelsbruggetje 't fokschaap of 't kofschip bedacht heeft? Dan snap je vast ook wel waarom je geen x moet toevoegen aan ’t kofschip. Waardoor zouden sommige mensen denken dat dit wel nodig is?
Inderdaad zijn dit de stemloze medeklinkers: [t], [k], [f], [s], [ch], [p].


O ja... Hoe weet je nu of een medeklinker stemhebbend of stemloos is? Daar is een simpele 'truc' voor. Duw met je vingers je oren goed dicht en zeg dan een woord met die medeklinker erin. Hoor je dan toch medeklinkers, dat heb je daarbij je stembanden gebruikt, want die hoor je 'binnendoor'. Hoor je niets, dan is er alleen lucht ontsnapt en heb je je stembanden niet gebruikt. Het geluid van die ontsnappende lucht hoor je niet want je hebt je oren dicht. Probeer maar eens door achter elkaar de [zes] en [roos] te zeggen en die woorden even te herhalen. Welke van die twee medeklinkers in elk woord hoor je niet en is dus stemloos?

Je hoort me wel, maar je ziet me niet.


Is het je weleens opgevallen hoe vaak we [j] zeggen op plekken waar we nooit een j schrijven. Luister maar eens naar deze woorden: ideale, ib'er, ingrediënten, ideeën. Je hoort die [j] steeds tussen twee klinkers. Bij ib'er is die klinker [ee] deel van de naam van die letter, maar je hoort hem zo wel voor die sjwa: [iebeejƏr]. Daar moet je dan een [j] tussen zeggen, als je dat woord wilt uitspreken.


Ook bij [haaj] en [boej] hoor je een [j], maar daar schrijven we wel een letter, maar geen j. Een j schrijven we alleen voor een klinker: ja, nieuwjaar, popje, maar nooit er direct na.


In sommige woorden doen we dat ook met de [w]. Het woord ruïne spreken we uit als [ruuwienƏ]. Je hoort die medeklinker, maar je schrijft hem niet.


Verzamel eens zoveel mogelijk woorden waarin je die [j] of die [w] hoort, maar niet schrijft!

Mama en papa

 

Dit zijn twee heel bekende woorden, zowel in deze geschreven versie, als in de uitgesproken versie. 

Het opmerkelijke is echter dat de uitspraak die meestal gebruikt wordt, niet klopt met deze meestal gebruikte spelling. Daarom is het goed om hier even aandacht aan te geven, als kinderen hieraan toe zijn.

Wij hebben deze spelling in de 17e eeuw al overgenomen uit het Frans, waarin men de woorden papa en maman al gebruikte. Alleen lag toen, net als in het Frans, de klemtoon nog op de tweede klankgroep: papá en mamá.  Daardoor was de spelling geen knelpunt.

Het Frans had die woorden uit het Latijn overgenomen, want daarin bestonden ze toen al.

Toch is ook het Latijn niet de ‘uitvinder’ van deze woorden. Dat zijn welbeschouwd de belangrijkste gebruikers van die woorden: baby’s! De eerste geluidjes die een baby kan produceren, zijn meestal brabbelklanken als ma en ba/pa, en die klinken bij herhaald gebruik als mama en baba/papa. Die geluidjes zijn het makkelijkst te maken voor baby’s. Volwassenen hebben die brabbelwoorden gaandeweg opgevat als aanduidingen voor de ouders. Grappig genoeg is dat in talen van over de hele wereld het geval, terwijl de meeste van die talen helemaal niet met elkaar verwant zijn.


Rond de negentiende eeuw kwam de klemtoon in die woorden steeds vaker vooraan te liggen: ‘máma’, ‘pápa’. Daardoor zijn op zeker moment de varianten mamma en pappa in gebruik gekomen. Als je mama vergelijkt met bijvoorbeeld lama en drama, is de spelling met één m eigenlijk een beetje onlogisch bij die gebruikte uitspraak.

De spelling 'mamma' en 'pappa' geeft dan beter weer dat die eerste a kort moet worden uitgesproken.


Dit is weer een typerend voorbeeld van de relatie tussen klanken en letters. Door de (historische) overname van woorden uit een andere taal, zonder dat de daarbij hier gebruikte uitspraak ook daarbij hoorde, ontstond er een door velen niet bewust ervaren botsing tussen de klanken en de gebruikte letters.

Wie toch een dubbele m en een dubbele p wil gebruiken om het weer te laten kloppen, mag dat doen, want zo zijn wel de regels voor zulke korte klanken aan het eind van een klankgroep. 

Er volgt meer!