© Het Taallab
Deze site is een product van JansonAdvies.
Het gebruik van de informatie voor onderwijsdoeleinden
is vrij.
Gebruik of overname van de inhoud
van deze site
voor commerciële doeleinden
is verboden.
Kijk voor nog meer informatie op mijn andere website:
Er blijken allerlei verschillende manieren om taaltalent bij kinderen te herkennen en, op basis daarvan, verder te stimuleren. Eigenlijk geldt dit voor alle kinderen op je school, want die verschillen allemaal, ook in hun op ontwikkeling gerichte behoeften, en dus ook in hun al ontwikkelde kennis en vaardigheden op het gebied van taal. Om die ontwikkeling bij iedereen echt mogelijk te maken, vraagt dat wel een op al die verschillen afgestemde aanpak.
Daarom is het belangrijk dat je er bij alle kinderen op gericht bent, dat ieder van hen in staat is, door alle activiteiten op school, te gaan genieten van het bezig zijn met taal, ook buiten die taallessen, waardoor zij dat daarna ook blijven doen.
Daarbij kan het enerzijds gaan om het op allerlei manieren laten toepassen van hun al wel ontwikkelde taalvaardigheden, zodat ze het nut daarvan ervaren. Dan geldt in ieder geval niet: "Nu allemaal stil, want we gaan taal doen."
Ze moeten daarom zelf steeds weer blijven merken, dat ze die vaardigheden voor het gebruik van taal steeds weer nog verder kunnen uitbreiden en verbinden. Dat doen ze dan op basis van hun al aanwezige voorkennis.
Maar het blijft ook van belang, dat zij gericht blijven op het steeds weer ontdekken van allerlei dwarsverbanden. Niet alleen tussen al die verschillende taalaspecten, maar ook tussen diverse contexten waarin die taal gebruikt wordt. Alleen daardoor lukt het hen ook steeds weer nieuwe inzichten in de betekenis en de toepassingsmogelijkheden van taalgebruik te ontwikkelen. Dit is tenslotte het doel van taalonderwijs...
Heel regelmatig daarbij samenwerken met een of twee anderen is niet alleen nuttig, maar het blijkt ook heel motiverend.
Dit vraagt dan van de teamleden wel om een gerichtheid op formatieve evaluatie van de zo door de leerlingen verkregen ontwikkeling, en dus niet om een summatieve evaluatie.
Het moet bij taalontwikkeling op school immers niet alleen maar gericht zijn op schriftelijk taalgebruik. Traditionele vormen met standaard antwoordjes helpen dan niet, want het moet in de eerste plaats juist gaan om het gevarieerd, maar ook het contextgebonden gebruiken van mondelinge taal, zowel sprekend als luisterend. Alleen zo kan elke leerling merken hoe actief bezig zijn met taal tot nuttige, maar ook aantrekkelijke inzichten en vaardigheden leidt, die ze ook lezend en schrijvend kunnen gaan toepassen.
Tussen de opvatting ‘iedereen heeft talenten’ en ‘talent is het bezit van uitzonderlijke mogelijkheden op een bepaald gebied’ lijkt een wereld van verschil. Toch is de consequentie voor het onderwijs in beide gevallen tamelijk gelijk: leerlingen moeten de kans krijgen hun talenten te ontdekken, actief te gebruiken en verder te ontwikkelen. Het accent moet daarbij eerst vooral liggen op ontwikkeling in de breedte en de diepte en daarna ook nog in de lengte.
Deze site wil daaraan een bijdrage leveren op dat rijke gebied van taal. Het gaat daarbij niet alleen om de meer traditionele opvatting over taalvaardigheid (‘goed in taal’), maar ook om de relatie van taal met denken, met voelen, met beïnvloeden, met waarnemen, met vormgeven en met ten gehore brengen. Inderdaad, taal is een rijk vakgebied. Daardoor zijn er allerlei talenten verbonden met taal.
Dat maakt vaak ook dat het bij taalgebruik, en bij de verdere ontwikkeling van taalvaardigheid, zeker ook gaat om talentontwikkeling. Dat is nog een reden waarom de activiteiten niet steeds mogen gaan om dat ene juiste antwoord (dat al in het antwoordenboekje of in het digitale programma staat)...
Door zo te kijken naar taalontwikkeling, open je niet alleen voor je leerlingen allerlei ontwikkelings-perspectieven. Juist als hun onderwijsgevende kun je hierdoor je eigen visie op taal in het algemeen, en op de rol van taal in je lessen in het bijzonder, ook verbreden en verdiepen. Zo ben je niet hun leerkracht, maar heb en ontwikkel je je eigen leerkracht.
Sternberg
De Amerikaanse psycholoog Robert Sternberg (1949) heeft in zijn publicaties (zoals: R. Sternberg (2002) Succesvolle intelligentie - Hoe praktische en creatieve intelligentie succes bepalen. Lisse: S&Z) op basis van onderzoek gepleit voor een andere benadering van intelligentie. Hij onderscheidt daarbij drie ‘denkvaardigheden’: analytisch, praktisch en creatief denken. In principe beschikt ieder mens over alle drie, maar niet altijd in gelijke mate. Daarbij komt dat mensen vaak een voorkeur voor een van deze manieren van denken ontwikkelen en/of daartoe door hun omgeving wat eenzijdig worden gestimuleerd.
Dat gebeurt zeker ook vaak op school, bv. door de nadruk op 'wat-vragen' bij begrijpend lezen of het voorschrijven van vaste maniertjes bij rekenen en grammatica of het visueel instampen van woordjes bij spelling.
Deze drie door Sternberg onderscheiden denkmanieren zijn prima met taalactiviteiten te verbinden. Dat kan o.a. door te zorgen dat elk van deze drie denkmanieren regelmatig specifieke aandacht krijgt. Daarnaast is het ook belangrijk om kinderen die drie manieren van denken met elkaar te laten verbinden, want daardoor ontstaan er nog rijkere taalaspecten.
Dat kan ook door in de keuze van de werkvormen en de vraagstellingen, alle drie de denkprofielen aan bod te laten komen, of die in ieder geval uit te lokken. Hierdoor kunnen leerlingen elkaar aanvullen en versterken. Zo kunnen zij, door samen te werken, ook elkaar inspireren om zo'n ervaren 'probleem' eens op andere manieren te benaderen.
Bloom
De Amerikaanse onderwijspsycholoog Benjamin Bloom (1913-1999) publiceerde in 1956 een taxonomie van denkniveaus, om daarmee doelen te kunnen ordenen. Hij onderscheidde zes niveaus: drie van lagere orde (onthouden, begrijpen en toepassen) en drie van hogere orde (analyseren, evalueren en creëren). Die hogere niveaus maken dan wel gebruik van die lagere, ze bouwen daarop voort.
Bij het ontwikkelen van talent is het daarom van belang zoveel mogelijk die denkniveaus van hogere orde aan te boren en zo tegelijk het benutten van die lagere denkniveaus uit te lokken.
Hierdoor ontwikkelt een leerling meer mogelijkheden om met allerlei onderwerpen om te gaan. Bovendien ontstaat er meer diepgang en ervaart een leerling meer mogelijkheden tot kritische reflectie. Er zijn bovendien ook mogelijkheden om deze denkniveaus te verbinden met de denkvaardigheden van Sternberg.
Gardner
De Amerikaanse psycholoog Howard Gardner (1943) heeft (op basis van onderzoek bij mensen met een niet-aangeboren hersenbeschadiging) eveneens gepubliceerd over verschillende verschijnings-vormen van intelligentie. Zijn ideeën zijn bekend geworden onder de naam ‘meervoudige intelligentie’, vaak afgekort als MI. Sommige collega’s van Gardner trekken de wetenschappelijke onderbouwing van het onderscheid in verschillende ‘typen’ in twijfel. Ook Gardner zelf is op die indeling later wel wat teruggekomen. In zijn boek Five minds for the future (2009) legt hij heel andere accenten.
Dit neemt niet weg dat velen het onderscheiden van aandachtsgebieden wel herkennen. Ook in het onderwijs is deze variatie aan invalshoeken, om de wereld en jezelf te leren kennen, doorgedrongen. Dit helpt in ieder geval om die grote variatie in talenten en interessegebieden van leerlingen naar voren te laten komen en verder te ontwikkelen.
Op het gebied van taal gaat het, naast verbaal-linguïstische aspecten, ook om andere kenmerken, zoals de visueel-ruimtelijke aspecten, de interpersoonlijke en de intrapersoonlijke aspecten, de creatieve en de muzikale aspecten.
Via onderstaande link vind je een matrix, waarin Gardner en Bloom met elkaar zijn gecombineerd.
http://talentstimuleren.nl/?file=1005&m=1386518543&action=file.download