© Het Taallab


Deze site is een product van JansonAdvies.


Het gebruik van
de informatie voor onderwijsdoeleinden
is vrij.


Gebruik of overname
van de inhoud
van deze site
voor commerciële doeleinden is verboden.





Kijk voor nog meer informatie op mijn andere website:


www.janson.academy

Het effect van taal


Dit deel gaat over wat taal teweeg kan brengen. Dat kan gaan over misverstanden, over pesten, maar ook over waardering of bewondering. In al die gevallen gaat over gevoelens. Je eigen gevoelens, die je met taal kunt uiten, maar ook  de gevoelens die je met taal kunt oproepen of veroorzaken bij anderen.

Het gaat dan ook over verschillende manieren waarop je hetzelfde kunt zeggen. Want waarom krijgt zij dat wel voor elkaar en zij niet? Waarom krijgt de een respect voor wat hij zegt en wordt een ander uitgelachen, terwijl hij hetzelfde bedoelt?


Bij onderzoek naar het effect van taal kijken we ook naar boeken en andere teksten. Wat maakt dat je van deze schrijver steeds meer wilt lezen en van die andere niet?

En verder is het natuurlijk heel aardig om zelf op allerlei manieren uit te proberen welke effecten jij voor elkaar kunt krijgen met jouw taal. Dat roept dan hopelijk ook de vraag op welke taal je beter niet meer kunt gebruiken als je zoiets wilt bereiken!

Slechte slogans


Stel je voor: iemand verkoopt eieren. Die eieren haalt hij zelf bij de boer, want hij wil dat zijn eieren zo vers mogelijk zijn. Hij maakt reclame met deze zin: ‘Regelrecht van kippenkont naar mensenmond!’


Zou jij deze eieren kopen? Toch werkt de zin waarschijnlijk goed, want eierhandel Marco Kleijer in Putten gebruikte hem echt. Waarom zou die zin goed werken, denk je? Kun je een andere reclamezin voor verse eieren bedenken die ook opvalt, maar waarbij je niet meteen aan kippenkonten denkt?


Elk jaar is er een verkiezing voor de ‘slechtste slogan’. Die verkiezing is vooral grappig: de reclamezin die ‘wint’ is vaak eigenlijk de grappigste. Hieronder zie je een paar van die ‘slechte slogans’. Misschien kunnen jullie een verkiezing in de klas houden. Welke vinden jullie het grappigst?


- Theo en Peet, voor al uw electriciteet (PC van der Peet)

- Wespen horren buiten (Unilux-horren)

- ’t is VERS(C)HOOR (Verschoor groente- en fruithandel)

- Van kop tot kont, worst in de mond (Worstenbroodjes van de Millse molen)

- Wees geen domme gans, steun de Dierenambulance! (Dierenambulance Amsterdam)

- Your shit is my food! (Loodgietersbedrijf L.P. Reith, Den Haag)

- Wij spelen open taart (Strik Patisserie, Nijmegen)

- Rara wie Bunnik? (Autodealer Nefkens, Bunnik)

Woorden roepen emoties op


De woorden van iemand kunnen anderen aan het lachen maken, aan het huilen brengen of boos laten worden. Woorden kunnen emoties bij anderen veroorzaken. Hoe kan dat?

Zijn het dan echt alleen die woorden, of is er meer?


Zoek eens naar concrete voorbeelden, dat iemand ging lachen, verdrietig of boos werd of andere gevoelens liet merken, doordat iemand anders wat zei.

Kan dat ook gebeuren doordat iemand juist niets zegt?


Onderzoek eens wat een komiek / cabaretier heeft gezegd, als het publiek ineens gaat lachen. Wat maakt dan dat zij gaan lachen? Wat is dan 'grappig', waardoor is het daar op dat moment 'grappig'?

Zou dat ook gebeuren als die tekst niet door deze persoon werd gezegd, maar door iemand anders, bv. een van je buren? Of als het werd gezegd op een heel ander moment en/of plaats?

Zou je hetzelfde effect merken als de toeschouwers de tekst alleen zouden mogen lezen, in plaats van die te horen? Probeer dat eens uit!

Dat moet je ook lezen!


Soms lees je een boek, dat je verschrikkelijk goed vindt. Als het spannend is, wil je het liefst achter elkaar doorlezen, om te weten hoe het afloopt. Als het grappig is, wil je misschien steeds stukjes voorlezen aan anderen, of stukjes waar je om moest lachen nog eens teruglezen. Wat maakt zo'n boek nu zo bijzonder? Veel boeken zijn 'best aardig', maar als je ze uit hebt, ben je ze ook weer snel vergeten. Maar af en toe tref je het en lees je boeken die helemaal 'met je meegaan' en die je misschien wel voor een tweede keer wilt lezen.
Als jij ook zo'n boek kent, ga dan eens onderzoeken wat dit boek zo anders maakte.


Bedenk maar een paar 'onderzoekbare' vragen, waarmee je  kunt proberen antwoord te krijgen op deze vraag.

-  Maak ook een vergelijking met een of twee andere boeken, die jij juist niet bijzonder vond.
    Beschrijf duidelijk wat je conclusies zijn.

-  Maak op basis daarvan ook een lijstje met tips voor schrijvers: hoe maak je een BIJZONDER boek?


Misschien kun je die tips nog even voorleggen aan de schrijver van jouw favoriete boek? Zou hij/zij het daarmee eens zijn?

Naar de bekende weg


Heb jij weleens aan iemand 'de weg' gevraagd, of heeft iemand een keer aan jou 'de weg' gevraagd? Met 'de weg' bedoelen we dan de route naar een gekozen plek of naar iemand, die je wilt bezoeken. Dan heb je vast gemerkt dat het soms best lastig is om zo'n route duidelijk uit te leggen. Ook maakt het vaak verschil of je die route moet lopen, of met de fiets of een auto moet rijden.
Eerst even zelf proberen: laat iemand uit je groep aan jou de weg vragen naar een adres in de omgeving van de school. Neem, als dat kan, je uitleg op, zodat je er daarna samen nog eens naar kunt luisteren.

Hoe duidelijk was je? Snapte de ander, hoe de route ging?

Doe het nog een keer met een andere bestemming en draai daarna ook de rollen om.

Is zo duidelijk geworden wat het formuleren van een routebeschrijving lastig maakt?

Wat gebruik jij als herkenningspunten (gebouwen, borden, enz.)?

Deed je maatje dat met dezelfde 'dingen'?


Ga dan een onderzoekje doen. Interview ten minste tien medeleerlingen en laat ze beschrijven hoe ze lopen of rijden van school naar huis. Neem die beschrijvingen weer op. Let vooral op welke herkenningspunten ze gebruiken om te weten waar ze van richting moeten veranderen. Let er ook op hoe ze die punten noemen.
Vergelijk die routebeschrijvingen en noteer de verschillen en overeenkomsten. Wat doet (bijna) iedereen? Wat maakt dat je een van die beschrijvingen het beste vindt?


Kijk ook eens hoe de mensen in dit filmpje dat doen!
https://www.youtube.com/watch?v=xFbBHU92XKE


Maak op basis van je bevindingen een lijstje met tips voor iemand, die een ander de weg wil wijzen.

Naar de bekende weg (2)


Een bekende cabaretier vertelde in een van zijn voorstellingen dat een man hem de weg vroeg naar de Emmalaan. Toen hij antwoordde dat hij die niet wist, zei de man: "Oh, maar ik wel: dan moet u die straat uitlopen en aan het eind tweemaal linksaf!". Dat is een reactie die je niet verwacht.


Veel gesprekjes verlopen namelijk precies zoals je verwacht. Misschien luister je niet eens naar het antwoord op je vraag. Neem de vraag, die ze vaak thuis stellen: "Hoe was het op school?" (of een variant daarop).
Verzin op deze vraag eens een verrassend antwoord en probeer, als je de kans krijgt, zo eens uit wat er dan voor reactie komt. Heeft dat antwoord effect op de ander? Zo ja, welk dan?


Verzamel nog meer van die standaardvragen, die op school, thuis, of op andere plekken waar je komt, steeds weer gebruikt worden. Bedenk bij elke vraag antwoorden die de vragensteller waarschijnlijk niet verwacht.

Probeer dat eens uit en let vooral op het effect dat zulke onverwachte antwoorden op die ander hebben. Bedenk wel dat een verrassend antwoord niet een brutaal antwoord moet zijn! Kun je nu een conclusie trekken over het soort reacties dat je krijgt? Maakte het uit of het serieus klonk of dat het alleen maar een gek antwoord was?


Schrijf ook eens een verhaal, waarin je bij de hoofdpersonen ook dit soort gesprekjes laat voorkomen. Probeer vooral ook het effect van zo'n verrassend antwoord in je verhaal duidelijk te beschrijven.

Peuters weten het al


Je hebt vast weleens gehoord dat heel jonge kinderen, die nog niet naar school gaan, soms heel korte zinnen gebruiken. Dat lijkt primitief, maar ze gebruiken wel precies de woorden die belangrijk zijn. Je snapt meestal precies wat ze bedoelen. In de 'peuterzin' ik jarig is helemaal duidelijk wat wordt bedoeld. Ook in een zinnetje als papa sturen lijkt er ook geen misverstand mogelijk. Probeer nu eens zulke zinnetjes te bedenken of gebruik de voorbeelden uit het document dat hieronder is te downloaden.

De bedoeling is dat je, samen met een maatje, deze kaartjes uitknipt en sorteert onder de kopjes doen en zijn.
Die twee kopjes staan ook allebei op zo'n kaartje.


Als dat is gelukt moeten jullie samen eens proberen te bedenken wie er wat doet of wie wat is.

Kun je dan van die peuterzinnen complete zinnen maken, dus met meer woorden, maar wel met dezelfde betekenis?

Het gezegde maakt het verschil


We hebben in onze taal twee soorten gezegdes. Het ene beschrijft wat het onderwerp ('de hoofdrolspeler') van de zin doet. Het andere beschrijft hoe het onderwerp ('de hoofdrolspeler') is. Je zou die twee typen rollen ook kunnen benoemen als 'doen' en 'zijn'

In de zin Het was in 2024 de twaalfde Troonrede die koning Willem-Alexander op 17 september uitsprak staat vooral het doen van de koning centraal. Die zin, uit de krant, suggereert zelfs dat de koning het die week erg druk had. Het bericht ging eigenlijk niet over de koning, maar vooral over de Troonrede.

Door die wat omslachtige constructie 'het was de twaalfde troonrede' is het betekenisloze 'het' aan het begin, ook nog eens het onderwerp van die bijzin geworden. Dat bevordert nog meer dat de nadruk op die sprekende koning komt te liggen.
Het zou duidelijker en juister zijn geweest als de zin gewoon met 'de Troonrede' was begonnen: De Troonrede, die de koning deze week uitsprak, was alweer zijn twaalfde. Wil je toch een doenzin, dan kan dat heel simpel: Koning Willem-Alexander sprak alweer zijn twaalfde Troonrede uit in deze 3e week van september. Zo is een hoofdzin genoeg.


In de oorspronkelijke zin heeft 'het was de twaalfde Troonrede' de rol van lijdend voorwerp in de zin, die verder gaat met 'die koning Willem-Alexander uitsprak'. Op deze manier zijn er drie aanduidingen van 'Troonrede': 'het', 'de twaalfde Troonrede' en 'die'. De hoofdzin is een doenzin en beschrijft het doen van de koning.
In het alternatief is dat anders. Daar is 'de Troonrede' het onderwerp van de hoofdzin, en die zin is een zijnzin, want die noemt een kenmerk van dat onderwerp.


De volgorde van de zinsdelen en de manier waarop ze met elkaar verbonden zijn, bepalen blijkbaar de betekenis. In de voorbeelden zorgt het eerst noemen van 'deze week' ervoor dat het lijkt alsof ze alle vier in die week werden uitgesproken. Die volgorde bepaalt het accent en dat verandert de betekenis.


Door erop te letten of de zin die je maakt een zijnzin of een doenzin is, kun je ook nagaan of wat je belangrijk vindt, daardoor ook echt die nadruk krijgt.


Bedenk eens een paar zinnen en ga daarmee variëren. Maak van een zijnzin een doenzin, en doe dat ook omgekeerd. Verander de volgorde van de woorden en ga na of de betekenis van die zin dan duidelijker of juist minder duidelijk is.
Doe dit soort onderzoekjes samen met een of twee anderen en vergelijk samen steeds jullie zinnen. Is wat jij 'duidelijk' vindt ook zo duidelijk voor die anderen? Is het een van je maatjes gelukt een nog duidelijker zin te maken? 
Wat is het effect van het veranderen van een doenzin in een zijnzin? Heeft die keuze ook effect op de sfeer in je verhaal? Wordt het op de ene of de andere manier leuker of spannender? Helpt het ook om een helder beeld te krijgen van wat daar gebeurde?


Vragen genoeg om eens goed met elkaar te bespreken en te onderzoeken!

De functie van de delen van een zin


De woorden en woordgroepen in een zin hebben allemaal een eigen functie voor de betekenis van die zin. Dat wist je natuurlijk al. Toch is het misschien leuk om te weten dat taalkundigen aan universiteiten naar zoiets ook onderzoek doen.


Onderzoek zelf maar eens of je een vergelijkbare indeling kunt herkennen bij elke zin. Dan gaat het om de inhouden die zo'n zin beschrijft, maar ook om de volgorde van de gebruikte soorten woorden.
Dat zou je zo kunnen doen:

a. bedenk zelf (samen met een maatje) een paar 'mooie' zinnen;
b. zoek in je leesboek een paar zinnen die je daar al mooi vond.


Onderzoek dan bij elke zin of je alle woorden en woordgroepen (zinsdelen) zo kunt ordenen, dat ze een vergelijkbare functie hebben als in de andere zinnen.
Zou je je eigen zinnen nog mooier kunnen maken met wat meer decor (beschrijving van de omstandigheden) of drama (beschrijving van wat er gebeurt)?

Werkwoorden - en de rollen die daarbij horen


Heb je wel eens goed naar werkwoorden gekeken of geluisterd. Taalkundigen deden dat wel. Zij vroegen zich af of je ook de werkwoorden op een logische manier kunt indelen. En ja, dat bleek te lukken.


  1. Werkwoorden met maar één speler.
    Voorbeeld: slapen - Ik slaap.

  2. Werkwoorden met twee spelers.
    Voorbeeld: verzorgen - Hij verzorgt zijn zieke moeder.

  3. Werkwoorden met drie spelers.
    Voorbeeld: geven - Zij gaf mij een klein pakje


Let op: de zinsdelen met de rol van 'speler' in deze zinnen, beginnen niet met een voorzetsel. Als een zinsdeel wel met een voorzetsel begint, maar je kunt dat voorzetsel daar ook gewoon weglaten, dan telt dat zinsdeel ook.


Voorbeeld:    Gisteren gaf | ik | aan haar | een lolly|.

                                                   1           3                  2

                        Gisteren gaf | ik | haar | een lolly|.

                                                    1        3            2


Verzamel nu zelf eens twintig, heel verschillende werkwoorden en probeer daarmee zinnen te maken, waarin je één, twee of die spelers een rol geeft. Heb je van alle drie de soorten evenveel voorbeelden? Is dat toeval of niet?

-----

Als je nog meer wilt onderzoeken, dan kun je ook nog een vierde soort speler gaan uitproberen.
Er zijn namelijk werkwoorden die altijd hetzelfde voorzetsel gebruiken.

Daarom noemen we dat een vast voorzetsel. Voorbeeld: Wij staan te wachten op de trein.

Hier is 'de trein' ook een speler in de zin, maar wel met dat voorzetsel ervoor.

Bij het werkwoord wachten gebruiken we steeds dat voorzetsel 'op'. Maar er is wel iets raars aan de hand.
Als iemand zegt "...op de trein." ben je geneigd direct omhoog te kijken: bovenop de trein.

Maar in 'wachten op de trein' doe je dat wachten niet bovenop de trein!

Dat voorzetsel 'op' is, zodra het een 'vast voorzetsel' is geworden, zijn oude betekenis kwijt.
Ga nu ook eens op zoek naar zulke zinsdelen die horen bij werkwoorden met een vast voorzetsel

en controleer of dat voorzetsel daar in die combinatie met 'de trein' dezelfde betekenis heeft.

Heeft het voorzetsel nog wel betekenis, dan kun je het ook een beetje anders op die plek zetten:

Wij staan op het perron te wachten op de trein.

Wij wachten op het perron op onze trein.

Controleer maar of dit zo wel klopt! Bij het werkwoord 'wachten' gebruiken we vaak dat voorzetsel 'op', maar dat betekent dan niet 'bovenop', zoals bij 'het perron', maar meer zoiets als 'het moment dat de trein aankomt'...

Hier gaat het eigenlijk om een ander werkwoord, namelijk 'opwachten'. Daardoor zou je eigenlijk moeten zeggen: Ik wacht de trein op, want... en dat geeft een wat andere betekenis dan Ik wacht op de trein. In die eerste vorm krijgt het handelen van het onderwerp ik de nadruk, terwijl in die tweede vorm het komen van de trein centraal staat.

Geheimtaal (1)


Als je iets wilt schrijven aan iemand, maar niemand mag weten wat dat is, kun je die woorden verstoppen in andere woorden. Zo ontstaat er een soort geheimtaal.

 

Laten we eens eenvoudig beginnen:   kun jij zien welke dieren verstopt zijn in deze woorden:

                                                                                 - adviseren, visioen, activist, televisie

                                                                                 - zegelring, regeling, spiegel, ijspegel


Probeer dat nu zelf eens, door woorden te zoeken met lam, mus of aap erin.

Kun jij ook dieren met een langere naam verstoppen in woorden?

Geheimtaal (2)


Je kunt ook een boodschap verstoppen door de letters te vervangen door cijfers.


9 11   7 1   14 1 1 18    4 5  19 16 5 5 12 18 21 9 14. 7 1   10 5   13 5 5?


De toegang tot de oplossing noemen we ‘de sleutel’ en die vind je hieronder:

a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

k

l

m

n

o

p

q

r

s

t

u

v

w

x

y

z

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

Probeer dit ook maar eens uit met een eigen boodschap!


Kun je een manier bedenken waardoor het toepassen van zo’n cijfercode moeilijker wordt?


Spreek met je vriend(innet)je zo’n code af en probeer het uit!

Er volgt meer!